bij een van mijn oefeningen kwam ik dit geval tegen. er stond: (3√5-2√13)(-2√13-3√5) ik heb dit alsvolgd opgelost: (3√5)2+(-2√13)2 = 15+26=41 is dit juist? ik ben niet zeker of het een + of een - moet zijn.
Benjam
Overige TSO-BSO - zaterdag 27 maart 2004
Antwoord
Beste Benjamin,
Noemen we 3√5 voor het gemak a, en 2√13 b dan staat er eigenlijk
(a-b)(-b-a) =(a-b)·-(b+a) = -(a-b)(b+a) of de termen van de laatste factor omwisselen = -(a-b)(a+b) en da's een bekende formule (a-b)(a+b)=a2-b2, dus -(a2-b2), nu weer a en b invullen. = -((3√5)2 - (2√13)2) = -(9·5 - 4·13) = -(45-52) = -(-7) = 7