Volgens een opgave uit mijn leerstof moet de volgende vergelijking: 0,5(1·10Ù-2 -Y) · 0,5(8·10Ù-2 -y)=6·10Ù-5 te herleiden zijn tot: y2- 9·10Ù-2y +5.6·10Ù-4=0 Ik zie echter niet in hoe. Kunt u mij hiermee op weg helpen? Vriendelijk dank,
Joop
Iets anders - donderdag 19 februari 2004
Antwoord
Laten we maar eens beginnen de hele zaak met 4 te vermenigvuldigen, dan verdwijnen die 0,5'en We krijgen dan: (1.10-2-y)(8.10-2-y)=24.10-5=2,4.10-4. Haakjes wegwerken levert 8.10-4-9.10-2y+y2=2,4.10-4. Op nul herleiden en het een en ander opnieuw rangschikken levert dan y2-9.10-2y+5,6.10-4=0