Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

Gonio identiteit

ik probeer de volgende identiteit te bewijzen:
sin3a = 4sinasin(p/3 +a) . sin(p/3 -a)
ik heb al geprobeerd van de som en verschilformules op de twee sinussen toe te passen en dan bekom ik een merkwaardig product maar verder raak ik niet meer
miss weet iemand de verdere oplossing ?
thx

jos
3de graad ASO - zondag 15 februari 2004

Antwoord

Hoi,

Eerst ga ik sin(3x) herschrijven, want da's hetzelfde als sin(2x+x). Dit kunnen we anders schrijven door de somformule van Simpson te gebruiken.
Ter informatie sin(2x) = 2sin(x)·cos(x) en cos(2x)=cos2(x) - sin2(x) (de zogeheten verdubbelingsformules).

sin(2x + x) = sin(2x)·cos(x) + cos(2x)·sin(x)
= 2sin(x)cos(x)·cos(x) + (cos2(x)-sin2(x))·sin(x)
= 2sin(x)cos2(x) + cos2(x)sin(x) - sin3(x)
= 3sin(x)cos2(x) - sin3(x).

Nu moeten we laten zien dat het rechterlid hetzelfde is als het linkerlid.

4sin(x)·sin(1/3p+x)·sin(1/3p-x)
= 4sin(x)·(sin(1/3p)·cos(x) + cos(1/3p)·sin(x))·(sin(1/3p)·cos(x)-cos(1/3p)·sin(x))
= 4sin(x)·(1/2Ö3·cos(x) + 1/2sin(x))·(1/2Ö3·cos(x)-1/2sin(x))
En het cursieve gedeelte is van de vorm (a+b)(a-b) = a2 - b2 dus...
= 4·sin(x)·((1/2Ö3·cos(x))2 - (1/2·sin(x))2)
= 4·sin(x)·(3/4·cos2(x) - 1/4·sin2(x))
= 4·sin(x)·3/4·cos2(x) - sin3(x)
= 3·sin(x)·cos2(x) - sin3(x)

Ik hoop dat alles duidelijk is, zo niet reageer dan direct.

Groetjes,

Davy.

Davy
zondag 15 februari 2004

©2001-2024 WisFaq