alog x·blog x+blog x·clog x+clog x·alog x --------------------------------------=xlog h alog(g.x).blog(g.x)·clog x
De opdracht is nu om een uitdrukking te geven voor x in functie van a, b, c, g, h. Ik geraak er niet echt goed aan uit.
steven
3de graad ASO - maandag 22 december 2003
Antwoord
Werk eerst de breuk weg en schrijf vervolgens de volledige uitdrukking in functie van logartimen met hetzelfde grondtal: vb. ifv ln(x).
Maar hiertoe gebruik van de eigenschap dat: alog(x)=blog(x)/blog(a)
Dan wordt de uitdrukking: (ln(x))2/(ln(a)*ln(b))+(ln(x))2/(ln(b)*ln(c))+(ln(x))2/(ln(c)*ln(a))=(ln(h)(ln(gx))2ln(x))/(ln(x)*ln(a)*ln(b)*ln(c)) of na vereenvoudiging (ln(x))2/(ln(a)*ln(b))+(ln(x))2/(ln(b)*ln(c))+(ln(x))2/(ln(c)*ln(a))=(ln(h)(ln(gx))2)/(ln(a)*ln(b)*ln(c)) We kunnen nu beide leden vermenigvuldigen met de noemer van het rechterlid en clog(ab)=clog(a)+clog(b): (ln(x))2(ln(a)+ln(b)+ln(c))=ln(h)(ln(gx))2 Û(ln(x))2ln(abc)=ln(h)(ln(g)+ln(x))2 Û(ln(x))2ln(abc)=ln(h)ln(g)2+2ln(h)ln(g)ln(x)+ln(h)ln(x)2 Û(ln(x))2(ln(abc)-ln(h))-2ln(h)ln(g)ln(x)-ln(h)ln(g)2=0 Dit is een tweede graadsvergelijking in ln(x) met als discriminant D=4(ln(h)ln(g))2-4(-ln(h)ln(g)2)(ln(abc)-ln(h))=4ln(h)ln(abc)(ln(g))2
Dus ln(x)= ln(h)ln(g)±ln(g)Ö(ln(h)ln(abc))/(ln(abc)-ln(h))
Als ln(x)=b Û x=eb waaruit je twee oplossingen volgen voor x.