L.S. Ik ben bezig met afstuderen, nu heb ik de volgende steekproef berekend voor het representatief onderzoeken van scholen. Mijn vraag is nu, mag ik over zulke kleine aantallen (7 openbare VO-scholen) wel conclusies voor de hele populatie trekken, ten aanzien van verschillen tussen openbare en christelijke scholen? Of moet ik dan opnieuw uitgaan van een aparte populatie voor christelijke scholen?
Gegevens: Primair onderwijs: 7683 Scholen 33,1% openbaar (2543) 66,9% christelijk of anders (5140)
Voortgezet onderwijs: 834 Scholen 28% openbaar (234) 72% christelijk of anders (600)
$>$$>$Representatieve steekproef met 90% nauwkeurigheid en 6% foutmarge: N=(1,65√50 · 50/5)2= 272 scholen
Opmerkingen: 1. representativiteit wordt nooit door de steekproefgrootte gegarandeerd. Wat dat betreft is de berekening van je strata een betere garantie. 2. wanneer je uitgaat van 6% foutmarge moet je in bovenstaande formule natuurlijk wel door 6 delen in plaats van door 5. 3. Uitspraken over het geheel van alle scholen kun je op basis van jouw onderzoeksopzet uiteraard doen. 4. Uitspraken over de groepen Openbare Voortgezet onderwijsscholen (7) en Christelijke Voortgezet onderwijsscholen (19) kun je gezien de betreffende aantallen NIET doen. Had je dat wel gewild dan had je je steekproef disproportioneel gestratificeerd moeten nemen, maar dan kom je wellicht weer in andere problemen terecht.
Moraal is dat je je conclusies kunt trekken voor 'scholen in Nederland' maar geen (kwantitatieve) conclusies voor de twee genoemde groepen APART kunt formuleren.