Hallo, ik heb een vraagje. Ik ben al 2 uren bezig om deze oef te begrijpen maar ik snap de bewerking niet. Morgen heb ik er een toets van. Kunnen jullie me helpen??
Opgave ------ Bepaal de kleinste positieve en de grootste negatieve waarde vande georiėntieerde hoek a waarvan een waarde gekend is:
Een hoek is pas bepaald op 360° na, dat wil zeggen: 12°=12°+360°=12°+720°=...
Dus als je een hoek van 2015° krijgt, is dat gelijk aan een hoek van 2015°-360°=1655°. En zo kan je telkens 360° blijven aftrekken, en dan kom je uiteindelijk op 215° uit. Trek je daar nog eens 360° af, dan kom je op: 215°-360°=-145°
Dus de kleinste positieve is die 215°, de grootste negatieve is -145°.
Algemeen: als je een negatieve hoek krijgt, tel er dan telkens 360° bij, als je een positieve hoek krijgt, trek er dan telkens 360° af. Op die manier verkrijg je de KPW en de GNW.