Ik ben driftig aan het oefenen voor een as. tentamen en kom de volgende som tegen: ax+b als x2 x3+x als -3x2 cx+d als x-3 Bepaal a,b,c,en d als je weet dat de functie overal differentieerbaar is. Ik ben als volgt te werk gegaan: lim x2 f(x)=f(2)=2a+b lim x¯2 f(x)=f(2)=10 Dus 2a +b =10 lim x-3 f(x)=-30 lim x¯-3 f(x)=-3c+d Dus -3c+d=-30 En dan???? Of moet ik f'(x)=a, f'(x)=3x2+1 en f'(x)=c nemen en dan de raaklijn in punt (2,10) geeft y=13x-16 dus a=13 en b=-16 maar hoe onderbouw ik dit?? Alvast heel hartelijk dank!!!
charlo
Student hbo - dinsdag 11 november 2003
Antwoord
De twee vergelijkingen die je hebt volgen uit de continuiteit, een gevolg van differentieerbaarheid.
Er volgen nog twee extra vergelijkingen als je de linker- en rechterafgeleiden in de randpunten aan elkaar gelijk stelt.