Door het hoekpunt a van een parallellogram abcd trekt men een rechte L evenwijdig met de diagonaal bd. Bewijs dat (ab ad ac L) een harmonische vierstraal is.
dorien
3de graad ASO - woensdag 22 oktober 2003
Antwoord
Er geldt: Het midden van een lijnstuk en het oneigenlijk punt van de drager van dat lijnstuk liggen harmonisch met de eindpunten van dat lijnstuk. Zij nu p het gemeenschappelijk oneigenlijk punt van bd en L, en m (op ac) het midden van bd. Bekijk nu de vierstraal (ab ad ac L). Dan is (ab ad ac L) = (b d m p) = -1