Waar je verder nog rekening moet mee houden is het volgende. Neem een rechthoekige driehoek met rechte hoek g en scherpe hoeken a en b. De zijde tegenover a noemen we A, die tegenover b noemen we B en de schuine zijde tenslotte C. Dan geldt er dat: sin(a)=A/C cos(a)=B/C tg(a)=sin(a)/cos(a)=A/B.
Wat je juist bedoelt met de 'twee manieren' om een hoek te meten weet ik niet tenzij met behulp van een gradenboog of bvb. de sinus en de straal meten (twee lijnstukjes) met een lat en bovenstaande regel sin(a)=A/C toepassen.
Lukt het allemaal? of is er nog iets niet echt duidelijk?