Gegeven zijn de functies f(x)= -16x en g(x)= x3-16x met domein [-5,5]
a) In welk interval met lengte 1 daalt de grafiek van g het snelst ? b) In welke intervallen met lengte 1 zijn de hellingen van de grafieken van f en g ongeveer gelijk ?
Hier kwam ik niet uit. Hoe kan je dit exact oplossen ?
MVG :)
H.
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 30 september 2003
Antwoord
Ik zou eerst een lijstje maken met functiewaarden en toenamen (kan ook met je GR):
In eerste instantie zou ik zeggen dat de snelste daling optreedt op de intervallen [-1,0] en [0,1]. Op deze intervallen lijkt de daling ook het meest op die van f.
Maar is dat wel zo? Zou er niet een interval van lengte 1 zijn waarbij de daling groter is dan 15? Ik denk het wel..., maar misschien kan je dat zelf bedenken!?