Ik heb hier de volgende vraag voor me: Minke werpt met 3 dobbelstenen tegelijk. Schat door simulatie de kans dat a. de som van de ogen lager dan 10 is. B. de ogen op alledrie de dobbelstenen gelijk zijn en C. het verschil van de eerste twee dobbelstenen kleiner is dan het aantal ogen op de derde dobbelsteen. kunnen jullie mij helpen?
inge
Student hbo - woensdag 27 augustus 2003
Antwoord
Hoi,
Het simuleren lukt niet echt, hè A. Je weet welke mogelijkheden er met één dobbelsteen zijn: het aantal ogen kan 1,2,3,4,5 of 6 zijn. Maar er wordt met 3 dobbelstenen gegooid, dus zet je in lijst 1 een reeks getallen Randomint(1,6,?) vervang ? door het aantal getallen. Zet in lijst 2 het aantal ogen van dobbelsteen 2, natuurlijk ook via Randomint. En in de derde lijst zet je de simulatie van de 3de dobbelsteen. Laat in lijst 4 de vorige antwoorden bij elkaar op tellen (dus L1+L2+L3). Daarna kun je Sum(L4 10) invoeren om te kijken hoeveel keer (van de ? keer) de som lager dan 10 is.
B. Je kunt ook Sum(L1=L2=L3) invoeren om te controleren hoeveel getallen er hetzelfde waren.
C. Sum(abs(L1-L2) L3). Je moet hier abs() gebruiken (absolute waarde) omdat een verschil van ogen nooit negatief kan zijn.
De kansen zijn dan het getal wat je uitkwam bij Sum(...) gedeeld door het aantal getallen dat je hebt laten generen in de Randint()-functie.
10) invoeren om te kijken hoeveel keer (van de ? keer) de som lager dan 10 is. 