De leraar kan dus bv. jarig zijn op 1 jan. Die leerling kan dan nog jarig zijn op 364 dagen? En die 14 lln., is dat dan telkens 14/364, 13/363, 12/362 Verder geraak ik niet echt...
Als je nog tijd hebt moet je nog maar eens kijken als je wil.
Sorry, maar toch heel erg bedankt!
A.
2de graad ASO - donderdag 12 juni 2003
Antwoord
De eerste twee stappen zijn goed 2)De kans dat een willekeurige leerling niet op 1 jan jarig is: 364/365 (ik noem deze kans even p) maar dan 3) De kans dat ze alle veertien op een andere dag jarig zijn is dan p^14. Je vermenigvuldigt de 14 kansen van de 14 leerlingen met elkaar 4) Bij 3 heb je uitgerekend de kans dat alle leerlingen op een andere dag jarig zijn dan de leraar. De kans dat dit NIET zo is (dus minstens 1 wel jarig op dezelfde dag) is dan 1 - die kans. Als het goed is krijg je er iets minder dan 0,04 uit