hi ik ben oefenen met wiskunde maar ik kom ergens niet uit ik moet de volgende vergelijking op lossen 20p-30 = -40p-10·60 + 180 ik zelf kom tot de uitkomst 1,5 met onderstaande berekening maar volgens het antwoorden boek moet het 2,5 en ik kom er niet uit waar mijn fout zit kunt u mij helpen?
20 p wordt 60 p ( plus -40 ) 60p - 30 = -10r +180 60p = -10·r +150 ( 180 - 30 ) 60p = - 60 +150 60 p = 90 p = 1,5
Suzann
Leerling bovenbouw havo-vwo - maandag 9 juni 2003
Antwoord
ik veronderstel dat dit je vergelijking is: 20·p-30 = -40·p+120
Je brengt alles waar een p in staat naar de ene kant en de rest naar de andere kant: 20·p+40·p=120+30 60·p=150 p=150/60 = 5/2 = 2.5
Als je 20·p-30 = -40·p-120 + 180 bedoelt dan is het antwoord 1.5
Kijk dus je opgave eens na want wat jij typt (20p-30 = -40p-10·60 + 180 ) heeft als oplossing -13/2)
Je doet ook iets vaags met een r. Want die daarbij komt doen snap ik niet helemaal.