ik snap het redelijk, maar zou u alstublieft de andere berekeningen ook nog even geven. Ik heb namelijk weinig tijd meer voor de toets.
Pieter
Student universiteit - woensdag 28 mei 2003
Antwoord
De vragen a en b heb ik volgens mij beantwoord. Zo niet, meld je dan maar even opnieuw. Blijft dus over vraag c. Uit x = 3l - 1 haal je l = (x + 1)/3 Idem haal je uit y = -4l + 3 dat l = (3 - y)/4 Als je nu het hele verhaal nog eens overziet, dan kun je zien dat we nu drie uitdrukkingen voor l hebben, namelijk de twee zojuist gemaakte en ook nog l = z (daarmee waren we begonnen). De conclusie is dan dat (x + 1)/3 = (3 - y)/4 = z