We vragen ons af welke grafieksoorten er bij bovenstaand functievoorschrift kunnen ontstaan. We zijn zelf al tot de conclusie gekomen dat de waarden bx+c en ex+f geen invloed hebben op de soort grafiek, maar slechts van invloed zijn op de plaats van de nulpunten, perforaties en uitrekking. Kunt u ons verder op weg helpen, want wij hebben geen flauw benul waar te beginnen.
Met vriendelijke groet, Dominique Richter en Sofie Baarslag
Sofie
Leerling bovenbouw havo-vwo - maandag 12 mei 2003
Antwoord
begin eens met conditioneren op d=0...
1. d=0 1a. d=e=0: de grafiek is gelijk aan (a/f)·x2+(b/f)·x+(c/f). Dit is een parabool... 1b. e0: F(x)= (ax2+bx+c)/(ex+f) = (a/e)·x + (be-af)/e - (ce2-bef-af2)/(e3·(x+f/e)) = Ax+B-C/(x+D) met A=a/e, B=(be-af)/e, C=(ce2-bef-af2)/e3 & D=f/e.
2. d0: F(x) = (ax2+bx+c)/(dx2+ex+f) = a/d + [(bd-ae)·x/d+(cd-af)/d2]/(dx2+ex+f) = C+(Ax+B)/(dx2+ex+f) met C=a/d, A=(bd-ae)/d, B=(cd-af)/d2 en kijk nu eens bij de volgende link: http://www.wisfaq.nl/showrecord3ict.asp?id=10755