hallo, ik ben bezig met het splitsen van een breuk met een tweede graads noemer en een vierde graads teller. ik heb hem helemaal uitgewerkt voor een werkstuk, maar als ik de vergelijking in m'n GR intyp klopt het antwoord niet. toch kan ik nergens een fout ontdekken. kunt u mij aub helpen? vriendelijk bedankt, celine
We nemen als voorbeeld:
(x4 - 1)/(x2 + 5x - 2)
We gaan weer te werk zoals we bij de derde graads teller ook deden. De hoogste macht van de noemer past x2 keer in de hoogste macht van de teller. We vermenigvuldigen de noemer met x2:
x2 (x2 + 5x - 2) = x4 + 5x3 - 2x2
Dit trek je af van de teller:
x4 - 1 - (x4 + 5x3 - 2x2) = -5x3 + 2x2 - 1
De nieuwe breuk wordt dan:
x2 + (-5x3 + 2x2 - 1)/(x2 + 5x - 2)
Nu hebben we een breuk waarin de hoogste macht van de noemer -5x keer in de hoogste macht van de teller past. We vermenigvuldigen de noemer met -5x en trekken dit af van de teller:
In deze breuk past de hoogste macht van noemer 27 keer in de hoogste macht van de teller. Vermenigvuldig de noemer met 27 en trek dit af van de teller:
Deze breuk moeten we nog verder splitsen, want we hebben nu een eerste graads teller en een tweede graads noemer. We doen dit op de manier van de eerste methode:
(-145x + 53)/(x2 + 5x - 2) De noemer moeten we anders schrijven en wordt (m.b.v de abc formule):
-145x + 53 = A + B (x + 5,37)(x - 0,37) (x + 5,37) (x - 0,37) (Let op: de getallen zijn afgerond!)(hier horen streepjes onder de breuk te staan!)
-145x + 53 = A(x - 0,37) + B(x + 5,37)
Om A op te lossen zorgen we ervoor dat de term met B wegvalt door x = -5,37 in te vullen
-145 · -5,37 + 53 = A(-5,37 - 0,37) 831,65 = A(-5,74) A = -144,89 (dit is een afgerond getal)
Om B op te lossen zorgen we vervolgens dat de term met A wegvalt door x = 0,37 in te vullen:
-145 · 0,37 + 53 = B(0,37 + 5,37) -0,65 = B(5,74) B = -0,11 (ook dit is een afgerond getal)