De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Breuken op getallenlijn

Ik heb moeilijkheden met breuken op een getallenlijn te zetten kan me iemand uitleg geven ook krijg ik een lijn met een punt en moet ik zeggen wat voor breuk er moet komen.
1 vb
0_____1___.__2_____3
2 vb 41/12 op lijn zetten
Mijn lijnen verschillen allemaal in lengte van 0 tot 1 enz.

jesse
1ste graad ASO-TSO-BSO - woensdag 25 februari 2004

Antwoord

Elke breuk komt met juist één punt overeen op de getallenas. Om een breuk op een getallenas te zetten, kan je het volgende doen:
Je rekent de breuk ongeveer uit
(bijvoorbeeld: 41/12 ligt tussen 3 en 4, daar moet
het punt dus tussenliggen)
3 x 12 is 36. Je houdt dus 5 over (om 41 te krijgen).
Nu moet je het lijnstuk tussen 3 en 4 in 12 gelijke
delen verdelen.
Het vijfde stukje tussen 3 en 4 is dus 41/12.

Let wel op: Bij veel breuken kan je vereenvoudigen. Dit doe je misschien best voordat je de plaats op de getallenas zoekt. Als je bijvoorbeeld 12/120 moet op de getallenas zetten, dan kan je de getallenas in 120
deeltjes opdelen, maar ook in 10 (want 12/120 = 1/10)

Nu het tweede deel van je vraag.
Je moet je eerst en vooral afvragen in hoeveel deeltjes je lijnstuk (hier tussen 1 en 2) opgedeeld is. Meestal zal dit niet meer dan tien zijn... Dit doe je door de afstand van het lijnstuk te meten, en de afstand van het laatste getal tot aan het punt.
Hier zoek je dus de afstand tussen 1 en 2, en de
afstand tussen 1 en het punt. De afstand tussen 1 en
het punt zet je boven de breukstreep (teller). Het
aantal deeltjes zet je dan onder de breukstreep
(noemer).
Nu heb je nog niet het volledige antwoord. Nu heb je nog maar enkel de plaats tussen 1 en 2. Je moet namelijk van nul beginnen rekenen. Hier in jouw voorbeeld moet er dus nog 1 eenheid bij.
Stel dat je in het vorige deeltje vond dat het punt op
3/10 stond. Nu heb je nog 1 voor die vier tienden. 1 =
10/10. Dit tel je op bij die 3/10. Je vindt dus dat het
punt op 13/10 ligt.

Ik hoop dat dit je verder helpt...
mvg,
SB

Bart
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
donderdag 26 februari 2004



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3