|
|
\require{AMSmath}
Reageren...
Re: Tienkamp
Beste heer/mevrouw,
Ik ben bezig met opgaves om formules ter herleiden, alleen is er 1 opgave waar ik niet aan uit kom, namelijk: 3pr10+5p10r= (en voor de duidelijkheid de laatste optelling is op deze manier 5p3r, maar tot de derde is dat 10) Het zijn geen gelijksoortige termen dus deze mag ik niet optellen, het antwoord volgens het boek zou zijn pr(3r9+5p9) Hoe moet ik in deze te werk gaan?
Antwoord
De eerste term bevat maar één p en de tweede term bevat 10 p's. Je kunt er dus maar één 'uithalen' (= voor de haakjes zetten), want de eerste term heeft er doodeenvoudig niet meer. De eerste term bevat 10 r's en de tweede maar één. Dus opnieuw: er kan er maar ééntje worden uitgehaald. De getallen 3 en 5 zijn onderling ondeelbaar en daarmee valt dus niks zinnigs te beginnen. Kortom: pr(3r^9 + 5p^9) en als je hierin de haakjes weer wegwerkt, zou je toch moeten zien dat het inderdaad klopt.
Gebruik dit formulier alleen om te reageren op de inhoud van de vraag en/of het
antwoord hierboven. Voor het stellen van nieuwe vragen kan je gebruik maken
van een vraag stellen in het menu aan de linker kant. Alvast bedankt!
|