WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op zaterdag 19 april 2025

Logaritmen

kan iem deze tussenstap uitleggen: 0 = t2 + (2 + log 5) . t – 3 . log 2 (stel log(x + 1) = t)
D = 9 – 6.log 2 + log22 + 12.log 2
D = (3 + log 2)2
de oorspronkelijke vglk was: t2 + log500 * t -log8 =0

Gv
1-2-2025

Antwoord

Ik zie niet waarom $\log(x+1)$ gelijk aan $t$ gesteld zou moeten worden want er zit geen $x$ in de vergelijking.

De discriminant is gelijk aan $(2+\log 5)^2-4\cdot3\log2$, maar omdat $\log2 + \log 5=\log10=1$ kunt je $2+\log 5$ vervangen door $3-\log 2$. Als je dan alles netjes uitvermenigvuldigt komt er
$$
(3-\log2)^2-12\log2=9-6\log 2+\log^22+12\log2=9+6\log2+\log^22
$$
en dat is gelijk aan de laatste uitdrukking voor $D$.

kphart
1-2-2025


© 2001-2025 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#98503 - Logaritmen - 3de graad ASO