Onder demografische druk verstaan we het aantal 0-19 jarigen en 65 plussers per 100 20-64 jarigen. Als er bijvoorbeeld in een stad met 150.000 inwoners 104.200 inwoners van 20-64 jaar zijn, dan is de demografische druk gelijk aan 44.
Vraag: laat dat met een berekening zien.
Antwoordmodel: ik heb wel het antwoord maar ik snap het niet, namelijk; 150.000-104.200=45.800 0-19 jarigen of 65 plussers. Er zijn dus 1042 honderdtallen 20-64 jarigen. Per 100 tal 20-64 jarigen zijn er dus 45800:1042$\approx$44 0-19 jarigen of 65 plussers.
Ik snap de min elkaar gedoe maar ik snap totaal niet hoe ze uit 45800 1042 honderdtallen hebben gehaald en ja over het algemeen snap ik het antwoord ook niet:((Irem
14-6-2022
Het gaat om het aantal 0-19-jarigen en 65-plussers per 100 20-64-jarigen.
Er zijn:Dat betekent dat er 150.000-104.200=45800 overblijven door de rest. De rest zijn dan de 0-19-jarigen samen met de 65-plussers. Meer mogelijkheden zijn er niet...
- 150.000 inwoners
- 104.200 van 20-74 jaar
De demografische druk is;
$
\eqalign{\frac{{45.800}}
{{104.200}} \times 100\% \approx 44\% }
$
En die 104200 komt dan overeen met 1042 honderdtallen. Je kunt ook schrijven:
$
\eqalign{\frac{{45.800}}
{{1.042}}\% \approx 44\% }
$
Maar dat komt op hetzelfde neer. Helpt dat?
WvR
14-6-2022
#97080 - Statistiek - Leerling bovenbouw havo-vwo