Bij het bepalen van de coordinaten weet ik al dat ik uit moet gaan van de cirkel met middelpunt P maar welke straal neem je? Nu ook al weer bij a:
Gegeven:
l:(x,y)=l(1,1) en m:(x,y)=(-2,0)+m(1,1)
Op lijn l ligt het punt P(4,4).
- Bepaal de coördinaten van de punten Q op lijn m zodat driehoek OQP rechthoekig is in Q.
- Punt S ligt op lijn m, zodat OS=PS
Bereken de coördinaten van punt S.- Bereken de afstand tussen de lijnen l en m.
mboudd
12-4-2020
Ik denk dat het handig is om uit te gaan van een willekeurig punt Q op m. Neem $
Q( - 2 + \mu ,\mu )
$. Er geldt:
$
PQ = \left( {\begin{array}{*{20}c}
{4 - ( - 2 + \mu )} \\
{4 - \mu } \\
\end{array}} \right) = \left( {\begin{array}{*{20}c}
{6 - \mu } \\
{4 - \mu } \\
\end{array}} \right)
$
Nu moet het inproduct van OQ en PQ gelijk aan nul zijn. Daarmee kan je $\mu$ bepalen. Je krijgt twee mogelijke oplossingen.
Je kunt het wel tekenen. Teken daarvoor een cirkel met middelpunt M(2,2) door P.
Dat is dan vanwege de stelling van Thales.Zie De stelling van Thales [https://nl.wikipedia.org/wiki/Stelling_van_Thales_%28cirkels%29]
WvR
12-4-2020
#89591 - Lineaire algebra - Leerling mbo