Ik heb bij deze vraag een beetje twijfels of ik een goede redenatie heb voor het oplossen van de dekpunten.
Bereken de dekpunten bij de volgende lineaire differentievergelijking van de eerste orde. Onderzoek ook of er sprake is van enige vorm van convergentie:
L(t + 1) = −0, 9L(t) + 247 met L(0) = 40
De directe formule hiervoor is L(t)=-0,90t·-90+130. De a hiervan is tussen -1 en 0, dus is er sprake van alternerende convergentie.
Om de dekpunten te berekenen moet je van y=x en en y=ax+b het snijpunt berekenen. Echter is de directe formule niet in deze vorm. Maakt dit uit? of moet je dit op een andere manier aanpakken?
Geert
11-4-2020
Voor het dekpunt los je deze vergelijking op:
$
\begin{array}{l}
\overline L = - 0,9\overline L + 247 \\
\overline L = 130 \\
\end{array}
$
Maar dat wisten we al!
WvR
11-4-2020
#89585 - Rijen en reeksen - Leerling bovenbouw havo-vwo