WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op vrijdag 22 november 2024

Re: Re: Re: Re: Examenopgave mbo 78-79

Ik weet niet of dit eigenlijk een van de 2 manieren is die u heeft voorgedaan wel ik heb:

2 vectorvoorstellingen:

ZP:(-1,0)+L(1,2) en ZQ:(-1,0)+m(-1,1)

A ligt op ZP zó dat AZ:ZP =2:1 Het punt (0,2) ligt op de lijn ZP voor l=1 dan ligt het punt A voor l=-2 op.(-3,-4).

B ligt op de lijn ZQ zodat Bz:Zq=2÷1. Het punt q ligt op de lijn ZQ voor m=1. Dan ligt het punt B voor l=-2 op (1,-2)

C ligt dan op:
(B+A+C)/3=(0,-1)
((1,-2)+(-3,-4)+C)/3=(0,-1)
((-2,-6)+C)/3=(-1,0) $\Rightarrow$ C(-1,6)

mboudd
9-4-2020

Antwoord

Lijkt me prima! Ik geloof dat ik ergens B en C omgedraaid heb. Heb ik weer...:-)

WvR
9-4-2020


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#89572 - Lineaire algebra - Leerling mbo