Ik was het bewijs aan het bestuderen van de stelling dat de geometrische multipliciteit van een eigenwaarde kleiner of gelijk is aan de algebraische multipliciteit.
In ongeveer de laatste zin stond:
det(....) = (lamda1 - lamda)^k * det(....) , dit impliceert dat lamda1 een algebraische multipliciteit heeft van tenminste k (de geometrische multipliciteit)
Mijn vraag is: waarom ''tenminste'' en niet ''gelijk aan'' ?
(ik dacht zelf omdat det(...) aan de RHS nog meer (lamda1 - lamda) factoren kan geven)Steven
11-3-2020
Ik neem aan dat ergens in dat bewijs de meetkundige multipliciteit $k$ is genoemd en een basis voor de deelruimte $\{v: Av=\lambda_1v\}$ is gekozen. Dan is je gedachte over die potentiële extra factoren $\lambda_1-\lambda$ inderdaad de juiste: de algebraïsche multipliciteit telt het aantal factoren $\lambda_1-\lambda$ dat in $\det (A-\lambda I)$ voorkomt.
Hier is een voorbeeld: de matrix
$$\left(\begin{array}{cc} 2 & 1\\ 0 & 2\end{array}\right)
$$heeft één eigenwaarde, namelijk $2$, met meetkundige multipliciteit $1$ en algebraïsche multipliciteit $2$.
kphart
12-3-2020
#89336 - Lineaire algebra - Student universiteit