Ik zie wel dat M loodrecht nsar beneden is 2/a+2/c
Maar toch zie ik niet dat OM=$\frac{1}{2}$(a+b+c)
Tevens snap ik het antwoord van vraag niet:
Bepaal een vectorvoorstelling van het vlak V door O, A en M, uitgedrukt in de vectoren a, b en c:
Volgens het antwoord: la+m(b+c)??mboudd
14-2-2020
De eerste regel begrijp ik niet
Voor de rest helpt dit misschien. Hoe kom je van O naar M?
Zo dus!
Bij de andere vraag moet je de doorsnede tekenen. Dus het vlak door O, A en M.
Je zit in O. Er zijn nu twee richtingen aan te geven. Dat is dan OA=$a$ en OS=$\frac{1}{2}(b+c)$. Voor die laatste kan je dan ook $b+c$ schrijven.
Helpt dat?
WvR
14-2-2020
#89165 - Lineaire algebra - Leerling mbo