Hoi,
Bedankt! De regel van cos(2x) kende ik nog niet, na het toepassen op sommen begrijp ik het.
Ik heb vraag 2 inderdaad correct overgenomen van het boek. Ik kom echter uit op sin(x) = 0 V sin(x) = 1. Klopt dit?
Verder snap ik niet helemaal hoe je tan(x) = sin(x) oplost. Ik begrijp niet helemaal wat ik met die breuk moet doen. Ik heb geprobeerd de noemers gelijk te maken, dan krijg je dit(volgens mijn berekening):
sin(x)sin(x)-sin(x)cos(x)/sin(x)cos(x)
sin2(x)-1 = 0
sin(x) = -1 V sin(x) = 1
Verder probeer ik de regels steeds toe te passen, lukt heel vaak alleen kwam ik weer een gevalletje tegen waar ik niet uit kwam:
Buigpunten zoeken van f(x) = 2cos(x)-cos(2x)
f'(x) = -2sin(x) + 2sin(2x)
f''(x) = -2cos(x) + 4cos(2x)
f''(x) = 0 oplossen doe ik zo:
-2cos(x) + 4cos(2x) = 0
-2cos(x) + 4(2cos2(x)-1) = 0
-2cos(x) + 8cos2(x)-4 = 0
-2cos(x) + 8cos2(x) = 4
cos(x) - 4cos2(x) = -2
cos(x) + cos2(x) = 1/2
cos(x)(1+cos(x))
cos(x) = 1/2 V cos(x) = -1/2
Echter bevinden de buigpunten zich op andere punten.
Alvast bedankt!Tobias
29-6-2018
Hallo Tobias,
Je antwoord bij vraag 2 klopt niet:
2cos2(x)-2sin(x)=0
cos2(x)-sin(x)=0
Met sin2(x)+cos2(x)=1, dus cos2(x)=1-sin2(x) wordt dit:
-sin2(x)-sin(x)+1=0
sin2(x)+sin(x)-1=0
Invullen van sin(x)=-1 of sin(x)=1 laat snel zien dat dit geen juiste oplossingen zijn.
Dan:
tan(x)=sin(x)
sin(x)/cos(x)= sin(x)
Met inzicht:
sin(x)=0, want dan staat er: 0/cos(x)=0, dus 0=0 (voor cos(x) ongelijk 0).
Of cos(x)=1, want dan staat er: sin(x)/1=sin(x), dit is juist voor elke waarde van sin(x).
Of:
Schrijf sin(x) als sin(x)/1 en kruislings vermenigvuldigen:
1·sin(x)=sin(x)·cos(x)
sin(x)-sin(x)·cos(x)=0
sin(x)(1-cos(x))=0
sin(x)=0 of 1-cos(x)=0
sin(x)=0 of cos(x)=1
Tot slot buigpunten:
Tot en met hier gaat het goed:
cos(x)-4cos2(x)=-2
Maar bij delen door 4 vergeet je cos(x) te delen door 4. Verder ontbreekt in de volgende regel het rechterlid. Ik neem aan dat hier nog hoort te staan: =1/2. Je vergelijking heeft dan deze vorm:
A·B=1/2
Maar dan zijn de oplossingen toch niet A=1/2 of B=1/2? 1/2 keer 'iets' is toch niet automatisch gelijk aan 1/2?
Deze 'truc' werkt alleen bij een rechterlid gelijk aan 0:
A·B=0 levert: A=0 of B=0 (want 0 keer 'iets' is wel altijd gelijk aan 0).
Dus:
- vergelijking herleiden op nul (links en rechts 1/2 aftrekken, zodat rechterlid nul wordt)
- Stel cos(x)=p, los de kwadratische vergelijking op
- Je weet nu de waarde van p, dus de waarde van cos(x)
- x=cos-1(p) + k·2$\pi$ enz.
GHvD
1-7-2018
#86522 - Goniometrie - Student hbo