Goede middag ,
Ik heb het probleem gevonden door gewoon de deling te maken tussen teller en noemer van
1/(2D2+2D+3)=
Deling uitgevoerd kom ik op een quotiënt uit dat schijnt te kloppen met wat ik nu heb staan in de opgeloste opgave , gestuurd aan Wisfaq. De deling wordt dan afgebroken na een quotiënt met graad twee.(in dit geval)
Dus 1 : (3+2D+2D2) geeft q= 1/3-(2/9)D-(2/27)D2
rest is van hogere macht dan twee ,dus verwerpen
ik had mij wat miskeken op deze deling waarbij me met de laagste macht( nul of (1/3)x^0 moest beginnen zoals in de theorie beschreven staat// Probleem dus opgelost.
Groetjes
RikRik
20-5-2017
Prima!
kphart
20-5-2017
#84445 - Differentiaalvergelijking - Iets anders