Beste Gilbert,
Bij:
1) 5/216 namelijk 1/6 · 1/6 · 5/6
2) 5/216 analoog met 1
3) 1/216 namelijk 1/6· 1/6 · 1/6
Volgens het boek is het antwoord 31/91
Snap de redenering wel maar de kansen in concrete getallen te noteren is nog vaag. Graag hulp
MVGJaris
9-4-2017
Hallo Jaris,
Bij 1) vergeet je dat de juiste gebeurtenis in drie verschillende volgordes kan plaatsvinden, elke volgorde heeft dezelfde kans. Je moet je berekende kans dus nog met 3 vermenigvuldigen.
Hetzelfde geldt voor 2).
Wanneer je na deze correctie de kansen bij elkaar optelt, kom ik op 31/216. Jouw noemer 91 zal wel een typfout zijn of zo, want ik zou niet weten hoe je aan de noemer 91 zou kunnen komen.
GHvD
9-4-2017
#84248 - Kansrekenen - 3de graad ASO