Hoi Wisfaq,
ik heb 2 vragen voor jullie. Ik wat moeite met cos en sin vergelijkingen. Alvast bedankt voor de moeite!
Je hebt 2 functies f(x)=3sin(x+1/3$\pi$) en g(x)=3cos(2x-1/3$\pi$) met x op [0, $\pi$].
a) bereken exact de oppervlakte van de door de grafieken ingesloten deel
de afstand tussen de grafiek van f(x) en g(x), tussen de snijpunten zit een waarde van x waar de afstand van de grafieken maximaal is.
b) bereken deze maxima waarde van xMaria
5-7-2016
1) Je bepaalt eerst waar de grafieken elkaar snijden door de vergelijking f(x) = g(x) op te lossen.
Deel in elk geval door 3 en maak van de sinus een cosinus of van de cosinus een sinus.
Dit gaat m.b.v. de formule sin(A) = cos(1/2$\pi$ - A) of cos(A) = sin(1/2$\pi$ - A).
Als je dit goed uitvoert, krijg je als snijpunten ($\frac{1}{6}\pi$,3) en (5pi/6,-11/2).
Omdat op het gedeelte tussen deze snijpunten de grafiek van f boven de grafiek van g ligt (raadpleeg je GR) vind je de oppervlakte door de integraal van f(x) - g(x) te berekenen waarbij de integratiegrenzen de al gevonden $\frac{1}{6}\pi$ en 5pi/6 zijn.
2) De lengte van een verbindingslijnstuk wordt op het gedeelte tussen de snijpunten gegeven door f(x) - g(x) omdat de grafiek van f boven de grafiek van g ligt.
Noem deze verschilfunctie L(x) en bepaal de afgeleide hiervan. Stel deze gelijk aan nul om uit te vinden waar L maximaal wordt.
MBL
5-7-2016
#82536 - Vergelijkingen - Leerling bovenbouw havo-vwo