Een balk met als grondvlak ABCD heeft als lengte |AB|=9 als breedte |AD|=5 en als hoogt |AE|=3
S is het snijpunt van de ruimtediagonalen
bereken de hoeken aSb en bSckimberly de kemp
22-2-2003
AC2 = 92 + 52 = 106.
AG2 = AC2 + CG2 = 106 + 9 = 115
S is het snijpunt van (o.a.) AG en BH en S is tevens het midden van deze diagonalen.
Bekijk nu DABS, waarvan je nu ten eerste alle zijden weet en ten tweede dat de driehoek gelijkbening is.
Als je nu een schets van een gelijkbenige driehoek ABS maakt met S als top, dan is AB = 9 en AS = BS = 1/2115
Je zou nu de cosinusregel kunnen gebruiken (indien bekend), maar dankzij de gelijkbenigheid kan het ook simpeler.
Trek vanuit S een hoogtelijn (= zwaartelijn = bissectrice = middelloodlijn) en bekijk nu sinÐS1.
Daarmee is ÐS1 bekend en via een verdubbeling ook de hele hoek.
Voor je andere vraag zet je exact de zelfde stappen, maar uiteraard in driehoek BCS.
MBL
22-2-2003
#7846 - Goniometrie - 2de graad ASO