Echt bedankt voor de uitleg, ik snap het nu helemaal.
Mijn, denk ik laatste, RE op dit onderwerp heeft te maken met limieten.
De gemiddelde snelheid (dit schrijf je als v met een streepje erboven) v_gem in het tijdsinterval ∆t, is: v_gem = ∆s/∆t. Als je ∆t de nul laat naderen (oneindig klein laat worden), en dit doe je ook met ∆s, wordt de vergelijking: v_gem = lim ∆s-0, lim ∆t-0 ∆s/∆t=ds/dt. Maar omdat je gebruik maakt van limieten, wordt de vergelijking v=ds/dt.
Alleen als je de limiet van ∆t én ∆s neemt, kun je v_gem toch veranderen naar instantane snelheid? En als laatste: hoe noteer je dit dan? Bijvoorbeeld v_instantaan = lim ∆s-0, lim ∆t-0 ∆s/∆t=ds/dt?
Heel erg bedankt voor alle duidelijke uitleg en moeite die je ervoor hebt gedaan om mijn vragen te beantwoorden!135455
29-12-2015
∆s en ∆t gaan niet 'apart van elkaar' naar nul. s hangt af van t. Bij elke waarde van ∆t behoort precies één waarde van ∆s.
Laten we als eenvoudig voorbeeld nemen:
s=t2
Dit betreft bijvoorbeeld een optrekkende auto. We vragen ons af: wat is de snelheid op tijdstip t=1?
We beginnen met het berekenen van de gemiddelde snelheid in het tijdsinterval t=1 tot t=2. In dit interval neemt s toe van 1 (=12) tot 4 (=22). Dus:
∆s=3
∆t=1
Gemiddelde snelheid: ∆s/∆t = 3/1 = 3 m/s.
Dit is een hogere waarde dan 'de' snelheid op t=1, want na t=1 rijdt de auto harder waardoor de gemiddelde snelheid hoger uitvalt.
Een betere benadering van 'de' snelheid op t=1 vinden we door ∆t kleiner nemen. Daarbij hoort automatisch een kleinere waarde van ∆s (want we moeten ∆s nemen die bij ∆t hoort). We kiezen bijvoorbeeld ∆t=0,2:
Voor het interval t=1 tot t=1,2 vinden we:
∆s=0,44
∆t=0,2
Gemiddelde snelheid: ∆s/∆t = 0,44/0,2 = 2,2.
Voor het interval t=1 tot t=1,001 vinden we:
∆s=0,002001
∆t=0,001
gemiddelde snelheid: ∆s/∆t = 0,002001/0,001 = 2,001.
Wanneer we ∆t naar nul laten naderen, zal ook ∆s naar nul naderen, maar -heel belangrijk: de verhouding ∆s/∆t ligt steeds vast. Aangetoond kan worden dat deze verhouding ∆s/∆t nadert naar precies 2,0 wanneer ∆t naar nul gaat. We concluderen dan ook: 'de' snelheid op t=1 bedraagt 2.
We nemen dus geen limiet van ∆t of ∆s, maar de limiet van de breuk ∆s/∆t. We noteren dit als:
$
\eqalign{\mathop {\lim }\limits_{\Delta t \to 0} \frac{{\Delta s}}{{\Delta t}}}
$
Hiermee wordt bedoeld: de limietwaarde van ∆s/∆t in het geval dat ∆t naar nul gaat. Deze limietwaarde wordt ook genoteerd als ds/dt.
OK zo?
GHvD
29-12-2015
#77255 - Formules - Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo