Stel dat A is:1 1En B is:
-2 -10 3Bepaal een matrix zodat AX is B.
-1 -5
Uitwerking:1 1 0 3Geeft:
0 1 -1 11 0 1 2Oplossing X is:
0 1 -1 11 2Kan iemand mij uitleggen wat er precies gebeurt? Ik ben op de hoogte van de matrixvermenigvuldigingen, maar dit is me niet helemaal duidelijk.
-1 1Bechir
19-10-2015
Hallo Bechir,
De matrixvermenigvuldiging wordt als het ware gesplitst in een vermenigvuldiging voor de onderste en de bovenste rij:
$
\left( {\begin{array}{*{20}c}
1 & 1 \\
\end{array}} \right) \cdot X = \left( {\begin{array}{*{20}c}
0 & 3 \\
\end{array}} \right)\,\,\,\,\,\,\,\,\,(1)
$
en
$
\left( {\begin{array}{*{20}c}
{ - 2} & { - 1} \\
\end{array}} \right) \cdot X = \left( {\begin{array}{*{20}c}
{ - 1} & { - 5} \\
\end{array}} \right)\,\,\,\,\,\,\,\,\,(2)
$
Hiervan mag je lineaire combinaties maken.
Zo geeft $2·(1)+(2)$:
$
\left( {\begin{array}{*{20}c}
0 & 1 \\
\end{array}} \right) \cdot X = \left( {\begin{array}{*{20}c}
{ - 1} & 1 \\
\end{array}} \right)\,\,\,\,\,\,\,\,\,(3)
$
en vervolgens $(1) - (3)$:
$
\left( {\begin{array}{*{20}c}
1 & 0 \\
\end{array}} \right) \cdot X = \left( {\begin{array}{*{20}c}
1 & 2 \\
\end{array}} \right)\,\,\,\,\,\,\,\,\,(4)
$
Vervolgens wordt $(3)$ en $(4)$ samen weer:
$
\left( {\begin{array}{*{20}c}
1 & 0 \\
0 & 1 \\
\end{array}} \right) \cdot X = \left( {\begin{array}{*{20}c}
1 & 2 \\
{ - 1} & 1 \\
\end{array}} \right)
$
Omdat nu de meest linkse matrix de eenheidsmatrix is, weten we dat X gelijk is aan
$
\left( {\begin{array}{*{20}c}
1 & 2 \\
{ - 1} & 1 \\
\end{array}} \right)
$
Vriendelijke groeten,
FvL
19-10-2015
#76579 - Lineaire algebra - Student universiteit