WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op vrijdag 22 november 2024

Oefeningen 1

Hallo!
Bij de eerste reeks oefeningen over kansen had ik een vraag over oefening 2b.

Ik gebruikte de volgende redenering:

Eerst neem je bal nr 19 (dus dat is een kans van 1/41). En dan neem je 5 willekeurige ballen uit de overschot (combinatie van 5 uit 40). Dus dan had ik : 1/41 · C(5 uit 40). Maar dat klopte niet (u had gewoon c(5 uit 40)) en ik snap niet waarom.

Alvast bedankt!

Astrid
29-4-2015

Antwoord

Hallo Astrid,

Let goed op of gevraagd wordt wat de kans is op een bepaalde gebeurtenis, of -zoals bij deze vraag- op hoeveel manieren een bepaalde gebeurtenis kan optreden.
Hier wordt alleen maar gevraagd hoeveel verschillende combinaties met het getal 19 mogelijk zijn. Niks kans dus, alleen maar mogelijkheden tellen!
Stel je de vraag als volgt voor: we pakken alvast bal nr. 19. Dan moeten we nog 5 andere ballen pakken, ofwel: op de stipjes hieronder moeten we nummers van andere ballen invullen:

19 . . . . .

Er staan 5 stipjes, we hebben 40 verschillende nummers om uit te kiezen, dat kan op c(5 uit 40) manieren. Meer dan dat is het niet.

Je kunt je natuurlijk afvragen wat de kans is op zo'n combinatie, maar dat was hier niet de vraag.

GHvD
29-4-2015


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#75472 - Statistiek - Iets anders