Hallo,
Gegeven:(1) (1)
A (1)=(2)
(0) (0)( 2) (6)
A (-1)=(4)
(0 ) (5)(1) (3)Gevraagd wordt bereken de beeldpunten van (1,0,0), (0,1,0) en (0,0,1) en gebruik daarbij de eigenschappen van een lineaire transformatie?
A (0)=(4)
(1) (3)
Daaruit begrijp ik dat A(v+W) = A(v) + A(W).
In mijn antwoorden boek staat netjes de gehele uitwerking maar deze begint bijvoorbeeld met:(3)Waar haalt men die 3 vandaan om vervolgens via 030 verder te werken.
A (0)= ....
(0)
Kun je mij dit hele verhaal eens uitleggen of verwijzen naar een uitgebreide duidelijke uitleg?
gr edwardedward Blaauwgeers
21-3-2015
De clou is dat je de vectoren (of punten) waarvan de beelden worden gevraagd, uitdrukt in de vectoren waarvan de beelden al bekend zijn.
Controleer bijv. eens dat (1,0,0) = 1/3(1,1,0) + 1/3(2,-1,0)
Op grond van het lineaire karakter van de afbeelding is A(1,0,0) dus te vinden via 1/3A(1,1,0) + 1/3A(2,-1,0) en dankzij de gegevens is dit uit te rekenen.
Nou zijn die breuken 1/3 natuurlijk niet echt ideaal, vandaar dat men in het antwoordboekje alles 3 keer zo groot heeft gemaakt. Maar verder is er geen verschil.
MBL
21-3-2015
#75208 - Lineaire algebra - Leerling bovenbouw havo-vwo