Hallo,
Ik heb een vraag bij een opdracht uit mijn wiskunde A boek.
Het gaat over het ideale gewicht wat je kunt uitrekenen met de formule van Lorenz-Vandervael: mannen: G=0.7l-55 Is het gewicht tussen 110% en 130% van G dan is er sprake van matig overgewicht. Ernstig overgewicht heb je boven 140% van G.
Nu krijg je de vraag: Het gewicht van Bas is 88 kg hij heeft matig overgewicht. Wat weet je van zijn lengte?
Nu is het antwoord tussen de 1.75 en 1.93 meter. Kunt u mij mischien uitleggen hoe je op dit antwoord komt? Alvast bedankt!Bert
5-9-2014
Je kent de lengte $l$ niet maar je weet wel dat $G=88$. Bij matig overgewicht ligt het gewicht tussen 10% en 30% hoger dan het ideale gewicht.
Bij 10% overgewicht
$1.1\times G=88$ geeft $G=80,0$. Daarbij hoort een lengte van ongeveer $193$ cm.
Je lost dan de vergelijking $0.7l-55=80,0$ op.
Bij 30% overgewicht
$1.3\times G=88$ geeft $G=67,6$. Daarbij hoort een lengte van ongeveer $175$ cm.
Je lost dan de vergelijking $0.7l-55=67.6$ op.
Je moest dus 'bedenken' dat die 88 kg van Bas mogelijk 10% tot zelfs 30% boven het ideale gewicht ligt. Bij zijn lengte hoort dus een lager gewicht dan die $88$ kilo.
WvR
5-9-2014
#73808 - Functies en grafieken - Leerling bovenbouw havo-vwo