WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op zondag 24 november 2024

Lineaire problemen wiskunde A

Ik heb eerder vandaag ook een vraag gesteld op deze website en toen was alles helemaal duidelijk! Maar helaas ben ik nog iets tegengekomen wat ik niet helemaal snap.

Het is dus een vraag over een winkelier die blikken verf verkoopt en hoeveel verfpotten hij verkoopt hangt o.a. af van de p prijs en het geld wat hij uitgeeft aan het bedrag a in reclame. De formule hierbij is q=-10p+0,3a+150.

De vraag is nu dus dat als de winkelier 45 euro aan reclame wil uitgeven welke verkoopprijs hij moet kiezen om 60 blikken verf te verkopen.

Ik heb al gekekeken in het antwoorden boek en daar is de oplossing:
a=45 en q=60 geeft:
60=-10p+0,3·45+150
10p=103,5
p=10,35

Zou u mij stap voor stap kunnen uitleggen hoe je bij deze oplossing komt? Ik snap bijvoorbeeld niet waar die 103,5 vandaan komt. Alvast bedankt.

Andre
6-8-2014

Antwoord

Gegeven: 60=-10p+0,3·45+150
Reken eerst uit wat je uit kan rekenen!

60=-10p+0,3·45+150
60=-10p+13,5+150

Tel op wat je op kan tellen:
60=-10p+13,5+150
60=-10p+163,5

Dan verder met oplossen:

"Door links en rechts termen op te tellen of af te trekken zodat er het nodige wegvalt en je uiteindelijk links $p$ overhoudt..."

60=-10p+163,5
10p=103,5
p=10,35

Dat laatste komt je bekend voor, denk ik. Bij de uitwerkingen laten ze stappen weg. Dat moet wel anders wordt het te duur...

Je mag zelf meer stappen gebruiken. Waarom werk je de vergelijking niet uit zoals je gewend bent? Als je DAARNA naar de uitwerkingen kijkt zie je wel of je 't snapt of niet...

WvR
6-8-2014


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#73646 - Vergelijkingen - Leerling bovenbouw havo-vwo