Dit is effectief de bedoeling.
{(n-p-2)(n-p-1)(n-p)+3(n-p-1)(n-p)p+3(n-p)(p-1)p+(p-2)(p-1)p}. Zie jij nu gewoon dat dit gelijk is aan n3-3n2+2n? Of is het eerder omdat je weet wat de uitkomst moet zijn?Maarten
20-2-2014
Dat kan je uitrekenen toch? Haakjes wegwerken, gelijksoortige termen samennemen en voila!
WvR
20-2-2014
#72340 - Bewijzen - 3de graad ASO