Deze vergelijking lukt me telkens niet om volledig op te lossen:
2·cos2x=(1+√3)·(cosx-sinx)
Ik begon als volgt met de bedoeling om dus 1 keer een sinus te verkrijgen en een keer een cosinus.
2·(1-2sin2x)=(1+√3)·cosx -(1+√3)·sinx
2- 4sin2x= (1+√3)·cosx-(1+√3)·sinx
Hier weet ik niet meer wat te doen met die 4·sin2x om dan te kunnen werken via de regels van asinx+bcosx=csara
9-4-2013
Vervang cos(2x) eens door cos2(x) - sin2(x) en bedenk dat je dit kunt ontbinden in
(cos(x) + sin(x)).(cos(x) - sin(x)) en ineens zie je aan beide zijden iets gemeenschappelijks staan.
MBL
9-4-2013
#70052 - Goniometrie - 3de graad ASO