Gegeven: A(2,1,2) B(-3,0,4)
Gevraagd: bepaal een vector c zodat OC een deellijn is van AÔB.
Ik was aan het denken om dit op te lossen met het scalair product maar zo kom ik een vergelijking uit met drie onbekenden?
Een gelijkaardige vraag denk ik is deze:
Gegeven: A(0,15,-32) en B(20,20,-30) Liggen op een rechte a
Gevraagd: bepaal het punt C op de rechte a dat het dichtst bij de oorsprong (0,0,0) ligt.
Hierbij was ik aan het denken om het scalair product te gebruiken en 90° in te vullen, maar zo kom ik er niet!
Zouden jullie mij kunnen helpen met deze vraagstukken?
Alvast bedankt, LouisLouis Aerts
30-5-2012
Hallo
Voor je eerste probleem: neem C het midden van [AB]
Voor je tweede probleem : schrijf de vergelijking van de rechte AB en bepaal de loodlijn uit O op de rechte AB.
Bepaal nu het snijpunt, dit is het punt C.
Ok?
LL
30-5-2012
#67736 - Ruimtemeetkunde - Overige TSO-BSO