De oplossing is er als we weten van A dat als hij groot is , dan is hij NIET intelligent.(ipv intelligent zoals vermeld in 1b) Vervolgens gaan we uit van 2 mogelijkheden. A is geestig of A is niet-geestig. De mogelijkheden bij de laatste lopen vast. Dus we gaan uit van A is geestig. Dan is A ook groot.Vervolgens weet ik van C dat sterk een noodzakelijke voorwaarde is om groot te zijn. Daarentegen is groot een voldoende voorwaarde om sterk te zijn. Maw als C niet groot is kan ze toch sterk zijn.
We weten dat B geestig, intelligent en groot is. Hieruit concluderen we dat A sterk moet zijn. A is niet-intelligent. Daaruit volgt dat C ook intelligent moet zijn.
C moet nog voldoen aan een eigenschap en dat is emotie.
Graag reactie als u het anders ziet.herman
9-5-2012
A : geestig, groot en sterk
B : geestig, intelligent, groot
C : sterk, intelligent en emotioneel
is inderdaad een mogelijkheid.
Maar ook
A : geestig, groot en sterk
B : intelligent, groot en sterk
C : geestig, intelligent en emotioneel
voldoet nu aan alle voorwaarden.
LL
9-5-2012
#67546 - Logica - Leerling bovenbouw havo-vwo