1. Een hangbrug hangt over een 210m diepe en 40m brede ravijn volgens de grafiek van de functie f(x)=a.cosh (x/b).2. In het wilde Westen stonden de telegraafpalen 200 van elkaar. De telegraafdraden werden altijd op een hoogte van 24m bevestigde. De kortste afstand van de draden tot de grond was 12m.
- Bereken de parameters a en b zodat de brug in het midden 10 dieper is dan aan de rand van de ravijn.
- Een wandelaar die op de brug staat, doet dit onder een bepaalde hellingshoek. Bereken de hoek
- Bereken de constanten a en b in de vergelijking van de kettinglijn.
Jacob
29-1-2012
1a
f(0)=200
f(20)=210
Geeft:
a·cosh(0/b)=200 $\Rightarrow$ a=200
200·cosh(20/b)=210 $\Rightarrow$ b$\approx$63.5
1b
Waar staat die wandelaar precies?
2a
f(0)=12 $\Rightarrow$ a=12
f(100)=24 $\Rightarrow$ b$\approx$75,9
Helpt dat?
WvR
30-1-2012
#66785 - Functies en grafieken - 3de graad ASO