Gegeven de rij –1/2, 1, –2, 4, . . .
a) Bereken de veertigste term van deze rij.
a = -1/2
c = ?
n = 40
Net als bij de andere meetkundige som zie ik niet zo gauw hoe ik nu verder moet (na jou hint is het wel gelukt)? is hier een bepaalde volgorde voor of moet je gewoon het inzicht hebben om de c te bepalen?
Vriendelijke groet, Erikerik
9-1-2012
De rij gaat zo: -1/2, 1, -2, 4, -8, 16, -32, 64, ...
Dat zijn machten van 2, maar dan alternerend. Dat 'wisselen van teken' kan je doen met machten van -1. Als n is oneven krijg je -1 en als n even dan 1.
Stel een formule op en bereken de 40-ste term...
Lukt dat?
WvR
9-1-2012
#66551 - Rijen en reeksen - Leerling mbo