maar als ik dit doe voor vraag één dan krijg ik :
(0.6·0.6·0.5)+(0.5·0.4)=0.38
en voor twee
(0.5·0.4)
en voor drie
(0.5·0.6·0.6·)+(0.5·0.6·0.4)
g
28-2-2011
1.
Nee toch? Er zijn 3 manieren voor C. om te winnen:
0.5·0.4+0.5·0.6·0.6+0.5·0.6·0.4=0.5
2.
0.5·0.4+0.5·0.4=0.4
3.
Dat zal dan wel 0.6 zijn denk ik...
Ik weet niet... Moeilijk?
WvR
4-3-2011
#64437 - Kansrekenen - 3de graad ASO