WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op zondag 24 november 2024

Re: Tennis

maar als ik dit doe voor vraag één dan krijg ik :
(0.6·0.6·0.5)+(0.5·0.4)=0.38
en voor twee
(0.5·0.4)
en voor drie
(0.5·0.6·0.6·)+(0.5·0.6·0.4)

g
28-2-2011

Antwoord



1.
Nee toch? Er zijn 3 manieren voor C. om te winnen:
0.5·0.4+0.5·0.6·0.6+0.5·0.6·0.4=0.5

2.
0.5·0.4+0.5·0.4=0.4

3.
Dat zal dan wel 0.6 zijn denk ik...

Ik weet niet... Moeilijk?

WvR
4-3-2011


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#64437 - Kansrekenen - 3de graad ASO