Oke dat principe begrijp ik wel, maar ik kom niet uit met het antwoord op uit het antwoordenboek:
Het gewicht zakt 100 – 60 = 40 centimeter over 15 – 9 = 6 uur. Per uur zakt het gewicht dus 40/6= 6 2/3 centimeter. Neem t de tijd in uren met t = 0 op 3 uur ‘s middags
en h de afstand in cm van het gewicht tot de klok. Je vindt dan: h=100+6 2/3t [ik kom idd uit op 6 2/3 als hellingsgetal, maar niet op 100 als ik de coordinaten (9,60) of (15,100) invul.
Bij B wordt gevraagd om het tijdstip te berekenen waarop de klok stilstaat. Hierdoor moet je volgens het antwoordenboek 195=100+6 2/3t oplossen. t= 14,25 dus om kwart over vijf 's middags..hoe komen zij daaraan?
Dank u welmicheal
16-11-2010
Als je t = 0 om 3 uur 's middags neemt, geldt t = -6 om 9 uur 's morgens.
De coördinaten worden dus (-6,60) en (0,100)
En met deze coördinaten vind je dan inderdaad de vergelijking h = 100 + 6 2/3t
De klok valt dan stil voor t = 14,25 , dus 14u 15min te tellen vanaf t = 0 of vanaf 15 u; dus om kwart over 5 's nachts (en niet 's middags).
Ok?
LL
16-11-2010
#63607 - Formules - Leerling bovenbouw havo-vwo