de vraag is: Bepaal m zodanig dat f(x) en g(x) hetzelfde teken hebben voor x=1/2
f(x) = (1/(x-3))+(1/x)
g(x) = (5x+m-1)/(6-3x)
moet ik dan gewoon de x=1/2 invullen in g(x) en dan m eruit halen?
Dat lijkt me het meest logische maar ik twijfel ofdat dit juist is want dan gebruik ik f(x) niet
g1/2=(5·1/2+m-1)/(6-3·1/2)
((5/2)+m-1)/(6-(3/2))=0 ((3/2)+m)/(9/2)=0
(3/2)+m = (9/2) dus m = (9/2)-(3/2) = (6/2) = 3
of is het de bedoeling dat ik beide vergelijkingen gelijkstel aan 1/2 en dan x uit f(x) haal en die dan invul in g(x) om dan m te bepalen?
(1/(x-3))+(1/x) = 1/2 (1/(x-3)+(1/x)-1/2 = 0
(5x+m-1)/(6-3x) = 1/2 5x+m-1 = (6-3x)/2
(-x2+7x-6)/(2x2-6x) = 0 -x2+7x-6 = 2x2-6x
10x+2m-2 = 6-3x m = (-13x+8)/2 = (-13x/2)+4
3x2-13x-6 = 0 D = 169-(4·3·(-6)) = 169+72 = 241
x = (13-Ö241)/6 of x = (13+Ö241)/6
dan word m = ((-13·(13-Ö241)/6))/2)+4
m = (((-169+13Ö241)/6)/2)+4
m = ((-169+13Ö241)/12)+4 = (-121+13Ö241)/12
of m = (-121-13Ö241)/12
Ik vind dit maar een rare uitkomst..
Kan iemand mij een duidelijk uitleggen hoe je deze oefening op de correcte manier oplost?Jorn Van Quekelberghe
19-8-2010
Waarom begin je vanalles gelijk te stellen aan nul en op te lossen naar x? Uit aangeleerd automatisme?
De vraag is voor welke m, f en g hetzelfde teken hebben in x=1/2. Dus: wat is f(1/2)? Wat is g(1/2)? Wanneer hebben ze hetzelfde teken?
Toch niet zo moeilijk? :-)
cl
19-8-2010
#62956 - Numerieke wiskunde - Student Hoger Onderwijs België