Hallo Hans,
Het bovenste trap meet 6 eenheden opp. enhet onderste 7.
De helft is dus zoals je zegt 13/2
Ik zet mij aan het tellen en kom op : Punt (x,2) en neem een afstand tussen (5,2) en (x,2) en bekom voor de kleinste zijde van het onderste trapezium een
afstand |PQ|= 5-x
Oppervlakte onderste trapezium = (5+(5-x)·2))/2=13/2
10-x=13/2
20-2x=13 en x=7/2
Met het punt(7/2,2) bekom ik invullend in de oorpsrongvergelijking:
y=mx
2=m·7/2 waaruit m=4/7.
Ik geloof dat dit zou moeten correct zijn.
Groeten en heel erg bedankt voor je snelle antwoord dat nu zo klaar is als een klontje.Ik hoop dat mijn redenering nu klopt.
RIK
RikRik Lemmens
12-6-2010
Yep,
kleine correctie:(5+(5-x)·2))/2=13/2 moet zijn (5+(5-x))·2/2;
(plaats van de haakjes).
maar je berekening is verder goed.
hk
12-6-2010
#62659 - Analytische meetkunde - Iets anders