WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op vrijdag 22 november 2024

Een analogie met de stelling van Pythagoras

Stel ik heb een rechthoekige driehoek ABC met de rechte hoek tussen de lijnstukken AB en AC. De lengte van AB is a, de lengte van AC is b en de lengte van de schuine zijde BC is c. Dan geldt volgens Pythagoras Ö(a2+b2)=c. Nu heb ik een andere formule, nl. Ö(exp(b2-a2)). Is hier ook sprake van een lengte en de lengte van welke lijn hoort dan bij deze formule?

Ad van der Ven
24-7-2009

Antwoord

Aangezien de eenheid van jouw formule geen lengte-eenheid is, zal je geen lijnstuk kunnen verzinnen waar die formule de lengte van is.

cl
25-7-2009


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#59862 - Vlakkemeetkunde - Docent