Mijn vraag heeft betrekking op een vragenlijst die bestaat uit 2 subschalen: een promotie subschaal (gericht op het verkrijgen van winst) en een preventie subschaal (gericht op het ontwijken van verlies).
Deze schalen hebben een hoge interne consistentie. Wat dus wil zeggen een hoge inter-item correlatie binnen elke schaal. De items geven dus goed het algemene construct promotie en het algemene construct preventie weer.
Nu is er echter het volgende. Deze twee subschalen correleren licht positief met elkaar. Is dit niet problematisch? Preventie en promotie zouden volgens mij net duidelijk van elkaar onderscheiden moeten zijn, ofwel geen correlatie indien de dimensies onderscheiden zijn ofwel een negatieve correlatie indien ze zich wel op dezelfde dimensie situeren.
Wat impliceert die observatie van een lichte positieve, maar significante correlatie, naar interpretatie van de vragenlijst toe? Kan je hierdoor de validiteit van de studie in vraag stellen aangezien net het verschil in promotie focus en preventie focus hun uitgangspunt vormt in de uiteindelijke experimentele studie?
Sarah
9-6-2009
U hebt uw vraag geheel abstract geformuleerd, en nu probeer ik hier een concreet voorbeeld bij te verzinnen.
Het uitgangspunt van de studie is dus de vergelijking van nadruk op promotie versus nadruk op preventie: wat levert meer op?
Aangezien u zegt dat er negatieve correlatie moet zijn als preventie en promotie "op dezelfde dimensie gesitueerd zijn", denk ik bij "promotie" aan "opbrengst" en bij "preventie" aan "schade".
Men hoopt natuurlijk op een duidelijk antwoord: de promotie levert meer opbrengst op dan dat de preventie schade beperkt, of andersom.
Bij "schaal" denk ik aan meerkeuze-antwoorden "levert bijna geen opbrengst/schade op(1 punt)", "levert weinig opbrengst/schade op (2 punten)", "levert matig veel opbrengst/schade op (3 punten)", "levert veel opbrengst/schade op (4 punten)", "levert zeer veel opbrengst/schade op (5 punten)".
Bij "promotie" denk ik aan "reclame" en "innovatie" en "kwaliteitscontrole".
Bij "preventie" denk ik aan "beveiliging", "conservering" en (wederom) "kwaliteitscontrole".
Hoge inter-item correlatie, okee, als "reclame" op een bepaald antwoordenformulier hoog scoort, dan kan "innovatie" er iha ook wel op hoog scoren en vice versa; en iets dergelijks geldt ook bij "beveiliging" en "conservering".
Als bij "kwaliteitscontrole" in de promotie veel opbrengst wordt aangevinkt, dan zal dezelfde antwoorder er iha in de preventie weinig schade bij aanvinken, en vice versa, okee; er zou geen correlatie moeten zijn tussen bijvoorbeeld "reclame" en "beveiliging", okee.
Nu constateert u een licht positieve correlatie tussen "promotie" en "preventie". Dus iemand die hoge scores aanvinkt bij "promotie" zal iha enigszins geneigd zijn ook bij "preventie" hogere scores aan te vinken.
Dat kan dan m.i. niet gaan om een psychologisch verband vanwege de optimistische of pessimistische aanleg van de antwoorders, want dan zou er een negatieve correlatie moeten zijn: iemand die veel opbrengst ziet, omdat hij optimistisch is, zal weinig schade zien en vice versa.
Ik heb te weinig gegevens om de validiteit van de studie in vraag te stellen, maar de situatie komt me verdacht voor.
hr
10-6-2009
#59570 - Steekproeven - Student universiteit België