WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op vrijdag 22 november 2024

Primitiveren

De volgende opgave ziet er eenvoudig uit, maar zoals dikwijls het geval is bezorgt hij de meeste hoofdbrekens:
Int (1 + sin 2Q)3 d(Q). Stel t=1+sin2Q, dt=2·cos2Q·d(Q),
d(Q)=(1/2·cos2Q)·dt, zodat: 1/2 Int{(1+sin2Q)3}/cos2Q·d(1+sin2Q). Als ik nu besluit tot p.i.; u= 1/(cos2Q), du=-2·sin2Q/(cos2Q)2·d(Q)
dv=(1+sin2Q)3·d(1+sin2Q), v= 1/4(1+sin2Q)4. Wie kan mij bevestigen, dat ik op de juiste weg zit? Bij voorbaat hartelijk dank!

Johan uit de Bos
21-4-2009

Antwoord

Dag Johan,
Ik zou die derde macht eerst eens uitwerken. Dan houd je termen over met sin(2q), sin 2(2Q) en sin3(2Q), die elk te primitiveren zijn.
ALs het zo nog niet lukt hoor ik het wel.
Succes,
Lieke.

ldr
21-4-2009


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#59091 - Integreren - Student hbo