Dankjewel.
s = v ˇ t ;)
dan vraag c: bereken nahoveel seconden het voorwerp op de grond komt.
na 20 seconden heeft het voorwerp dus 13331/3 meter afgelegd. op dit moment heeft het voorwerp een snelheid van 100 m/s.
v(20) = 10ˇ20 - 1/4ˇ202 = 100 m/s
er stond in de vraag dat vanaf nu de snelheid constant blijft.
dus er moet nog 1500 - 13331/3 = 1662/3 meter afgelegd worden, snelheid 100 m/s
dus dat duurt nog 1662/3 delen door 100 = 1/2/3 seconden. dus het aantal seconden is 20 + 1/2/3 = 21 2/3 seconden.
in het antwoordenboek staat
26,67 seconden
wat doe ik nu fout?Céline
14-4-2009
Beste Céline,
Als in de opgave inderdaad staat dat je na 20s aan die maximale snelheid blijft, dan lijkt jouw antwoord te kloppen. Misschien een fout in het antwoordboek?
mvg,
Tom
td
14-4-2009
#58990 - Integreren - Leerling bovenbouw havo-vwo